Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Drees , willem jr

betekenis & definitie

Ned. econoom en politicus, *24. 12.1922 ’s-Gravenhage; zoon van Willem Drees sr. Drees studeerde economie te Rotterdam.

Van 1945—47 was hij verbonden aan het Centraal Planbureau, van 1947—50 aan het International Monetary Fund (IMF) van 1950-53 aan het Ned. Hoge Commissariaat te Djakarta. Drees was van 1956—69 directeur Rijksbegroting en sedert 1969 thesauriergeneraal op het ministerie van Financiën. Sinds 1963 is hij (buitengewoon) hoogleraar te Rotterdam. In 1970 verliet Drees, voornamelijk vanwege de rol van Nieuw Links, de Partij van de Arbeid (PVDA) en trad toe tot de Democratisch Socialisten 1970 (DS’70), voor welke partij hij in 1971 optrad als lijsttrekker bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer. De naam Drees en zijn pleidooi voor een sober beleid bij de overheidsuitgaven, waren in hoge mate bepalend voor het succes van DS’70 bij de verkiezingen (acht zetels).

In het kabinet-Biesheuvel werd Drees minister van Verkeer en Waterstaat. Op 17.7.1972 trad hij (samen met zijn partijgenoot, minister van Wetenschapsbeleid en Wetenschappelijk onderwijs, De Brauw) af naar aanleiding van meningsverschillen binnen de regering omtrent de begroting voor het jaar 1973. Bij de daaropvolgende Tweede Kamer-verkiezingen (29.11.1972) was Drees opnieuw lijsttrekker van DS’70; zijn partij verloor twee zetels. In mrt. 1975 kwam het tot een breuk in de partij door de tegenstelling tussen Drees en M.L.de Brauw c.s., welke laatste Drees verweet het socialistisch karakter van DS’70 te blijven benadrukken in tegenstelling met de lijn van het partijcongres, dat zich uitsprak voor een gematigd progressieve partij.

< >