(doolde, heeft gedoold),
1. voortgaan buiten de juiste weg, zonder de weg te kennen: ik heb een tijd lopen dolen eer ik zijn huis vond;
2. zwerven; de dolende ridders, ridders die rondzwierven om avonturen te zoeken;
3. de weg bijster zijn in geestelijke of zedelijke zin, dwalen, een dwaalleer volgen;
4. (gew.) ijlen in koorts; (ook) suffen, kinds worden.