[➝Fr. créosote, ➝Gr. kreas, vlees, soter, redder], m./o., 1. uit houtteer verkregen antisepticum (e); 2. uit steenkoolteer verkregen verduurzamingsmiddel voor hout (e).
(e) De beukenteercreosoot wordt verkregen door destillatie van hout, bij voorkeur Fagns sylvatica. Het produkt is oplosbaar in alcohol en ether en licht oplosbaar in water; het heeft een doordringende geur en een branderige smaak, is kleurloos of zwakgeel. Het bevat hoofdzakelijk guajacol en cresolen, en wordt gebezigd voor medische doeleinden (antisepticum).
Steenkoolcreosoot, een mengsel van teeroliën, wasolie en zware olie, is een typisch bijprodukt van de koolteerdestillatie, dikvloeibaar en van donkere kleur. Het wordt gebruikt voor het verduurzamen van hout (creosoteren). De specificaties variëren sterk naar land en naar toepassing (b.v. verschillend voor dwarsliggers en voor telefoonpalen). Met name wordt het gehalte aan zure bestanddelen (fenolen) 3-18 % opgegeven. Creosoot wordt ook gebruikt als verdunningsmiddel van pek en bitumen.