Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-07-2019

Continuüm

betekenis & definitie

[Lat.], o.,

1. een continu spectrum, of het continue gedeelte van een spectrum;
2. een samenhangende topologische ruimte.

natuurkunde. Het continuüm van een -spectrum is dat gedeelte waar absorptie of emissie optreedt in een breed golflengtegebied, dit in tegenstelling tot absorptie of emissie die optreedt in nauwe golflengtegebiedjes bij een lijnenspectrum. Een continuüm kan onstaan bij gebondenrije overgangen (ionisatie), bij vrij-gebonden overgangen (recombinatie) en bij vrijrije overgangen (Bremsstrahlung). Voor overgangen vanuit een bepaalde ‘gebonden’ toestand heeft dit continuüm een scherp bepaalde grens bij de langste golflengte, daarom wordt dit continuüm ook grenscontinuüm genoemd. De vrijvrije overgangen behoren bij een continuüm dat zich uitstrekt over het gehele spectrum (termschema).

wiskunde. Men zegt, dat de punten van een rechte lijn of van een segment hiervan een continuüm vormen. Ook de punten van een plat vlak (of van een deel hiervan) vormen een continuüm. Ieder punt op een rechte lijn kan aangegeven worden door één reëel getal en omgekeerd kan men aan elk zulk een getal één punt van de rechte lijn toevoegen. Men heeft daartoe slechts de maatverdeling op de rechte lijn aan te brengen. Men zegt daarom, dat de verzameling van alle reële getallen de machtigheid van het continuüm heeft. In de topologie (analysis situs) heet een ruimte (verzameling) een continuüm, als ze samenhangend is (d.w.z. als ieder tweetal punten door een in de ruimte gelegen continue kromme verbonden kan worden) en als iedere oneindige verzameling van punten van de ruimte in deze ruimte tenminste één limietpunt (verdichtingspunt) heeft. verzamelingen, leer der.

< >