[Lat.],
I. zn. m. (-en),
1. schuldeiser die niet bevoorrecht is, gewoon schuldeiser;
2. mededinger, m.n. in de handel;
3. (biologie) organismen zijn elkaars concurrenten als zij aanspraak maken op een beperkte voorraad van een gemeenschappelijke levensbehoefte (concurrentie);
II. bn.,
1. concurrente crediteuren, schuldeisers die niet een hypotheek, pand of voorrecht hebben; gelijkgerechtigde schuldeisers;
2. concurrente lijnen of vlakken, lijnen of vlakken die door één punt gaan, b.v. de zwaartelijnen van een driehoek.