Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-07-2019

Codex Iuris Canonici

betekenis & definitie

[Lat., Wetboek van het Canonieke Recht; afk. CIC], het voor de hele (westers-Latijnse) Rooms-Katholieke Kerk vigerende wetboek, dat op 27.5.1917 met de constitutie Providentissima Mater Ecclesia van paus Benedictus XV werd gepromulgeerd en op 19.5.1918 van kracht werd.

Tot aan 1917 was men voor de kennis van de kerkelijke wetgeving niet alleen aangewezen op het gezaghebbende Corpus Iuris Canonici, maar ook op vele andere rechtsbronnen, zoals de acten van het Concilie van Trente, de bullaria, de acten van de Romeinse congregaties enz. Pius X gaf in 1904 aan een speciale commissie onder leiding van kardinaal Gasparri de opdracht tot een volledige codificatie.De CIC is in vijf boeken ingedeeld: Algemene Rechtsnormen, Personenrecht, Zakenrecht, Procesrecht, Strafof Tuchtrecht, en gaat terug op oude verzamelingen van Romeins recht, met name van Gaius, op de hierop steunende verdeling van de materie die Johannes Lancelotti in de 16e eeuw aanbracht in zijn Institutiones, en op de grote codificaties van de 19e eeuw. Naar zijn inhoud is de cic in wezen een collectie van pauselijke decreten en conciliebesluiten uit de meest uiteenlopende situaties. De afzonderlijke artikelen, canones genaamd (2414 in totaal), zijn zakelijk, kort en bondig geformuleerd; door zijn logische, systematische en heldere vormgeving overtreft de CIC alle vroegere rechtscollecties.

Paus Joannes XXIII stelde met de aankondiging op 25.1.1959 van het Tweede Vaticaans Concilie ook een herziening van de CIC in het vooruitzicht. Daartoe stelde hij op 28.3.1963 de Codex-herzieningscommissie in (Pontificia Commissio Codici Iuris Canonici Recognoscendo), die uit 46 kardinaalleden en ruim 100 consultoren (adviseurs) bestaat. Promulgatie van reeds gereed zijnde schemata heeft echter nog niet plaatsgevonden.

In de vigerende CIC is niet alle kerkelijke recht opgenomen: niet het particuliere, liturgische en het concordaten-recht; ook niet het oosterse recht, waarvan in de periode van 1949-57 successievelijk vier onderdelen (het constitutionele, huwelijks-, vermogensen procesrecht) zijn gecodificeerd en gepromulgeerd. Mede door verzet van de oosterse kerken zelf is deze codificatie nooit geheel tot stand gekomen, maar op 10.6.1972 heeft Paulus VI de Pontificia Commissio CIC Orientalis recognoscendo (Pauselijke Commissie voor de herziening van het oosterse canonieke recht) ingesteld. Uitgave: (van de bronnen van de CIC) Codicis Iuris CanoniciFontes, door P.Gasparri en Serédi (9 dln. 1923-39).

< >