Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kennis

betekenis & definitie

I. v. (-sen),

1. het kennen van iemand of iets, het weten wie, wat of hoe iets of iemand is: hoe is hij aan de — van die stukken gekomen ?; uit de van zijn karakter kan men dat afleiden;
2. bekendheid, gemeenzaamheid met een persoon door of in de omgang, persoonlijke betrekking: — met iemand maken, (bij uitbreiding) ook van zaken gezegd, (ook ironisch voor) ermee in aanraking komen, ermee te doen krijgen: met iemands vuisten — maken; al eens met de politie, met de gevangenis — gemaakt hebben; aangenaam te maken, beleefdheidsformule bij het voorstellen; — aan (of met) iemand hebben, hem kennen, (in engere zin) een nauwe relatie met iemand hebben; de — aanhouden, de vriendschappelijke betrekking onderhouden;
3. het weten van, de bekendheid met een gebeurtenis, omstandigheid enz.: zijn onvoldoende van wat was voorgevallen; met — van zaken, op de hoogte van wat men weten moet, met oordeel; iemand van iets in stellen, dat hem mededelen; ter algemene wordt gebracht, begin van vele publikaties; van iets nemen, zich ervan op de hoogte stellen; m.n. er als rechter onderzoek naar doen en erover oordelen; van iets dragen, ervan weten, ervan op de hoogte zijn;
4. bewustzijn: buiten zijn of liggen, zonder bewustzijn, in een flauwte, in onmacht; weer bij — komen;
5. verstand, vermogen om te begrijpen, inzicht: dat gaat mijn — te boven;
6. door onderzoek, studie of oefening verkregen bekendheid, vertrouwdheid met, weten van iets: in object, zin, als vak (wat gekend kan worden): — der natuur, plant-, dieren delfstof kunde; het geheel van wat iemand weet op een bepaald gebied of in het algemeen: ik bewonder uw -; onze van de bouw der atomen; halve — gebrekkig, gedeeltelijk weten; (gew.) kennissen bezitten, kennis, wetenschap; parate —; (spreekwoord) — is macht;
7. het kennen als algemeen of wijsgerig begrip: de gronden van onze -;

II. m./v. (-sen), persoon die men (meer of minder vertrouwelijk) kent, bekende, persoon met wie men omgaat: veel kennissen hebben; wij zijn goede kennissen; onder kennissen, in de kring van goede bekenden; dat is een oude iemand die we al lang kennen; (oneig.) ook van zaken.