Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Chaucer

betekenis & definitie

Geoffrey, Engels dichter, *ca,1340 Londen, ♱25.10.1400 Westminster; zoon van een Londense wijnhandelaar. In 1357 vindt men hem vermeld als page, in 1359 als krijgsgevangene in Frankrijk (de koning betaalde een deel van het losgeld), daarna als kamerjonker aan het hof.

Van 1369—78 vervulde hij diplomatieke zendingen in Frankrijk, Vlaanderen en Italië.Chaucers vroegste werken staan onder invloed van Machaut, Froissart en de Roman de la rosé, waarvan hij een gedeeltelijke vertaling naliet. Tot deze Franse periode behoren The book of the duchess (1369), een elegie in de vorm van een droomvisioen, en The house of fame, over de wisselvalligheden van de aardse roem, waarin reeds invloed van Boccaccio merkbaar is. Hoogtepunten van zijn Italiaanse periode zijn The parliament of fowls (1382), waarin Chaucers eigen talent reeds duidelijker tot uiting komt, o.a. in komische episodes, en zijn formeel volmaaktste werk, Troilus and Criseyde (1385, gedeeltelijk naar Boccaccio’s Filostrato), dat de psychologie van de liefde verrassend scherp tekent.

In The legend of good women doet Chaucer boete voor het antifeminisme van vroegere werken. Zijn blijvende betekenis berust vooral op de Canterbury tales (13871400), waarin de rijke verscheidenheid van zijn dichterschap een passend kader heeft gevonden: in gezelschap van een 30-tal pelgrims begeeft de dichter zich op bedevaart naar Canterbury; de afspraak is dat iedere pelgrim twee verhalen zal vertellen op de heenweg en twee op de terugweg. In feite zijn, behalve de proloog en een aantal ‘schakels’, slechts 24 (deels onvolledige) verhalen tot stand gekomen.

De proloog, met de meedogenloze en toch tolerante beschrijving van het gezelschap, behoort tot het beste wat de Engelse litteratuur heeft voortgebracht. De vertellingen zelf, met hun bonte verscheidenheid van stichtende preek tot grove boert, zijn een ongeëvenaarde spiegel van Chaucers tijd. Zijn grote belezenheid en ruime belangstelling staan geheel ten dienste van zijn schildering van de mens, die hij ook naar de vorm (vlotte dialoog, soepele metriek) bijzonder weet te verzorgen.

Uitgaven: Oxford Chaucer, door W.W.Skeat (6 dln. 1894); door F.N.Robinson (1957); A.C.Baugh (1963); Ned. vert. door A.J.Barnouw, Vertellingen van de pelgrims naar Kantelberg (1930), Troilus en Criseyde (1950).

LITT. R.K.Root, The poetry of Chaucer (1934); J.Lowes, G.Chaucer and the development of his genius (1934); H.S.Bennett, Chaucer and the fifteenth century (1954); D .W.Robertson, Apreface to Chaucer (1962); M.M.Craw en C.C.Olson (red.), Chaucer life-records (1966); B.Rowland (red.), Companion to Chaucer studies (1968); A.C.Baugh, Chaucer (1968; bibl.).

< >