Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Chanson de geste

betekenis & definitie

[Lat. gesta of (res) gestae, heldendaden], Frans episch gedicht, dat ca. 1100—1250 zijn bloeitijd beleefde, maar tot de 16e eeuw een geliefd genre vormde. De chansons werden aanvankelijk gereciteerd of gezongen door jongleurs met begeleiding van luit of draailier (vielle), maar waren later voor een lezend publiek bestemd.

De vorm correspondeert met deze ontwikkeling: de oudste epen, in tienlettergrepige verzen gegroepeerd in strofen van ongelijke lengte (laisses), zijn gebaseerd op assonantie.Er worden veelvuldig herhalingen gebruikt. Later werden de alexandrijn en het volrijm ingevoerd en nam het aantal verzen toe; in de 14e—15e eeuw verschenen prozabewerkingen. Ook het karakter wijzigde zich met de tijd: in de feodale periode stonden militaire deugden en trouw aan God, de vorst en de natie op het eerste plan, terwijl het vrouwelijk element nauwelijks een rol speelde; vanaf het einde van de 12e eeuw wordt invloed van de hoofse litteratuur merkbaar en handelen de ridders vooral om hun geliefden waardig te zijn.

Het aldus tot hoofse avonturenromans omgevormde genre degenereerde nog meer tegen het einde van de middeleeuwen.De meer dan 100 bewaarde chansons de geste kunnen in cycli of ‘gestes’ (nu in de betekenis van ‘groep gedichten’ of ‘familie’) worden ingedeeld volgens centrale figuren en thema’s: de ‘geste du roi’, rond de nationale vaderfiguur van Karel de Grote, behandelt het thema van de heilige missie tegen de islam, en omvat o.a. het oudste en tevens beroemdste chanson de geste, het Chanson de Roland, de Pèlerinage de Charlemagne, Aspremont, Les Saisnes van Bodel, en Berte aus grans piés van Adenet Ie Roi. De ‘geste de Guillaume d’Orange’, ook wel ‘geste de Garin de Monglane’ genoemd, voert trouwe vazallen rond zwakkere koningen ten tonele: Chanson de Guillaume, Couronnement de Louis, Charroi de Nîmes, Prise d’Orange, Aliscans. De ‘geste de Doon de Mayence’ heeft daarentegen betrekking op opstandige vazallen: Beuve de Hanstone, Gormont et Isembart, Renaut de Montauban, Girart de Vienne. Daarnaast onderscheidt men nog de ‘geste de Nanteuil’, de ‘geste des Lorrains’ en de cyclus van de kruistocht-epen: Antioche, Les Chétifs, Jérusalem, Le Chevalier au Cygne, en een latere serie met Le Bâtard de Bouillon en Saladin.

De vraag naar de oorsprong van de chansons de geste houdt de critici al meer dan een eeuw bezig, speciaal met betrekking tot de Roland. Het kernprobleem daarbij is: hoe konden aan het einde van de 11e eeuw epische gedichten van grote litteraire waarde ontstaan, die zich baseren op weliswaar sterk vervormde, geïdealiseerde en van bovennatuurlijke elementen voorziene historische feiten en personen van soms drie eeuwen eerder? De oudste theorie, die van de romantici, legde de nadruk op een collectieve oorsprong en een lange overlevering van populaire gezangen. Na 1900 kwam de reactie die de individuele creativiteit verdedigde. Zo veronderstelde b.v. Joseph Bédier dat in de kloosters langs de pelgrimsroutes, o.a. naar Santiago de Compostella legendes bewaard waren gebleven die soms door dichters werden uitgewerkt. Dit ‘individualisme’ overheerste lange tijd, maar werd verdrongen door een ‘neotraditionalisme’ dat met feiten aantoonde dat vanaf de 9e eeuw een lange ontwikkeling geleid heeft tot de nog bestaande werken, waarbij de individuele, meestal anonieme dichter zijn eigen rol kreeg toebedeeld.

LITT. J.Rychner, La chanson de geste. Essai sur l’art épique des jongleurs (1955); R.Menéndez Pidal en R.Louis, La chanson de Roland et la tradition épique des Francs (2e dr. 1960); A.de Mandach, Naissance et développement de la chanson de geste en Europe (2 dln. 1961—63); M.de Riquer, Les chansons de geste françaises (vert, door I.M.Cluzel, 2e dr. 1968); I.Siciliano, Les chansons de geste et l’épopée. Mythes, histoire, poèmes (1968).

< >