(bestuurde, heeft bestuurd),
1. een zaak, m.n. een zich voortbewegend voer- of vaartuig de gewenste richting doen volgen: een auto, een schip, een vliegtuig besturen;
2. (zaken van algemeen of groepsbelang) leiden, de leiding ervan hebben, regelen: een vereniging, een stichting beheren; m.n. een staat, een stad besturen, regeren over, het gezag uitoefenen in.