Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Bang

betekenis & definitie

bn. en bw. (-er, -st),

1. benauwd: het iemand bang maken, het hem lastig maken, hem in het nauw brengen;
2. wat angstig maakt: een bange droom; een bang voorgevoel hebben; gebrek aan stoutmoedigheid, aan moed hebbend, bevreesd: hij is nogal bang uitgevallen: vroeger meende men kleine kinderen te moeten maken;
3. vrees koesterend, zich bezorgd maken (dat iets al of niet gebeuren zal enz.): ik was er wel bang voor; wees daar maar niet bang voor, maak je daarover niet bezorgd.