Wat is de betekenis van bang?

2024-03-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

bang

Het begrip bang heeft 7 verschillende betekenissen: 1) in angst verkerend. in angst verkerend; angst voelend. 2) geneigd tot bangheid. een al dan niet beredeneerde vrees koesterend voor iets of iemand; ook: snel of in veel situaties angstig; geneigd tot bangheid; van nature angstig; bangelijk. 3) zich zorgen makend. zich zorg...

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bang

bang - bijvoeglijk naamwoord 1. wie angst voelt of zegt dat hij angst voelt ♢ Tina is bang voor muizen 1. zo bang als een haas (of wezel) [erg bang] 2. bang zijn om je aan koud...

2024-03-29
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

bang

Ik heb geen bang van de pers (ben niet bang voor).

2024-03-29
Internet woordenboek

Ensie (2001)

bang

(uitroepteken) Uitroepteken dat in UUCP voorkomt als scheidingsteken in een pad van computernamen.

2024-03-29
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Bang

wie is er - voor...? deze uitdr., vooral populair onder journalisten, is een zinspeling op het toneelstuk Who’s Afraid of Virginia Woolf van Edward Franklin Albee (Washington, 1928). Het stuk ging in première op Broadway in 1962; de Amerikaanse verfilming met Elisabeth Taylor en Richard Burton kwam er pas in 1966. Oorspr. zou het stuk De uitdrijvin...

2024-03-29
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Bang

Bang is een wat wonderlijk woord. Het is verwant met angst en met eng. Maar waar komt die b dan vandaan? Wij moeten uitgaan van een woord ang dat in het Middelnederlands voorkwam, in de 17e eeuw nog zeer gewoon was, in de 18e eeuw nog wel gebruikelijk, maar dat nadien is verouderd. Oorspronkelijk was het een bijwoord en werd het in onpersoonlijke z...

2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

bang

beangs, bevrees; lafhartig.

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bang

adj. & adv., bang, binaud, eang(stich), têd; erg —, spoek-, fjûrbang; ik word —, it bikrûpt my; — zijn voor, it net grien, breed, tsjok hawwe op, it net stean, bigrepen hawwe op; — zijn, eangje, beevje, beve, freze, freezje; ik ben —, it eanget my, my eang...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Bang

I slaan, stompen, (.dicht)smakken, bonzen met; ranselen; II smakken, bonzen, knallen, dreunen; III slag, smak, bons, knal; go with a bang, met muziek, met energie; IV plof!, flang!, pang!; V vlak, net, vierkant, pardoes, go bang, 1 dreunen; 2 fig naar de maan gaan. VI 1 pony(haar); 2 [als pony] gelijkknippen.