[Gr., asymptotos, niet samengekomen], m. (-toten), rechte lijn tot welke een kromme nadert, zonder haar ooit te raken.
De afstand van een punt op de kromme tot de asymptoot kan tot nul naderen, maar nooit nul worden. Men drukt dit ook uit door te zeggen dat de asymptoot de kromme in een oneindig ver gelegen punt raakt. Bij de hyperbool vindt men twee asymptoten. Het woord asymptoot komt reeds bij Autolykos (320 v.C.) voor, maar nog niet als speciale technische term. Archimedes omschrijft het begrip. Apollonios (3e eeuw v.C.) gebruikt het woord voor het eerst als technische term.