Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 05-01-2019

admiraal

betekenis & definitie

admiraal - [waarschijnlijk Arab. amir ar rahl, opperste bevelhebber], m. (-s, -ralen):

1. opperbevelhebber van een oorlogsvloot, of hij al dan niet de bepaalde rang en titel van admiraal heeft;
2. persoon met de hoogste waardigheid bij het zeewezen;
3. aangewezen leider bij admiraalzeilen;
4. (fig.) het admiraals- of vlaggeschip met zijn bemanning; de — heeft geschoten, de gastheer heeft zijn glas opgenomen en daardoor het sein gegeven om de maaltijd te beginnen;
5. admiraalvlinder.
Admiraal werd in Nederland voor het eerst gebruikt in de tweede helft van de 14e eeuw voor een opperbevelhebber van de strijdkrachten te water. In Ned. is de rang van admiraal in principe voorbehouden aan een mannelijke telg uit het vorstenhuis. De praktisch hoogst bereikbare rang is die van luitenant-admiraal, die sedert de instelling van het Koninkrijk in 1813 slechts enkele malen is verleend, o.a. tijdens de Tweede Wereldoorlog. Prins Bernhard bezit de rang in zijn functie van inspecteur-generaal van de Koninklijke marine (sedert 30 maart 1954). De rang van vice-admiraal komt overeen met luitenant-generaal bij de Koninklijke landmacht en Koninklijke luchtmacht. Voor beide vlagofficieren is de aanspreektitel: admiraal; ze voeren een eigen vlag.
In de Belg. zeemacht bestaat de titel niet; zie commodore.
Li TT. J.C.de Jonge, Gesch. van het Ned. zeewezen (1858); J.C.M.Warnsinck, Van vlootvoogden en zeeslagen (1940); A.T.Mahan, Types of naval officers drawn from the history of the British navy (1904).