Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-12-2018

aartsbisschop

betekenis & definitie

aartsbisschop - aarts'bisschop, m. (-pen), in de Rooms-Katholieke Kerk een bisschop, die aan het hoofd staat van een aartsbisdom en daardoor aan het hoofd van een kerkprovincie (bestaande uit een aantal bisdommen; in Nederland: Utrecht; in België: Mechelen), soms van een bisdom dat rechtstreeks onderhorig is aan de H. Stoel; alléén in het eerste geval wordt hij ook wel metropoliet genoemd.

Behoudens de gewone bisschoppelijke rechtsmacht in zijn eigen bisdom heeft de aartsbisschop in de kerkprovincie slechts heel beperkte bevoegdheden: het recht van toezicht op geloof, zeden en kerkelijke tucht, rapportage van misbruiken aan de paus, voorrangsrecht; via hem staat beroep open op de aartsbisschoppelijke rechtbank van vonnissen van een diocesaan tribunaal; in bepaalde gevallen kan hij direct ingrijpen, wanneer nl. een suffragaanbisschop in gebreke blijft; verder is hij voorzitter van het provinciaal concilie, dat hij ook bijeenroept. Ten teken van het feit dat hij zijn aartsbisschoppelijke bevoegdheden ontleent aan de paus, ontvangt hij het pallium en pauselijk kruis (één verticale, twee niet even grote horizontale balken), die ook in zijn wapen voorkomen.

Titulair aartsbisschop heet hij, die wèl de bisschopswijding heeft ontvangen, echter niet aan het hoofd van een werkelijk nog bestaand aartsbisdom staat, doch slechts de titel van een niet meer bestaand bisdom in partibus infidelium (i.p.i.), d.i. in niet-christelijke gebieden, heeft ontvangen.