Aalberse, Petrus Josephus Matheus, Ned. jurist en politicus, *27.3.1871 Leiden, ✝5.7.1948 ’s-Gravenhage. Aalberse studeerde rechten en letteren te Leiden, promoveerde er in 1897 in de rechten en vestigde zich aldaar als advocaat; kwam voor de Rooms-Katholieke Staatspartij in de gemeenteraad (1899) en was van 1901—03 wethouder van sociale aangelegenheden en openbare hygiëne.
Na de dood van Schaepman had Aalberse van 1903-16 zitting in de Tweede Kamer; was van 1916-18 hoogleraar aan de Technische Hogeschool te Delft, waar hij handelsrecht, staathuishoudkunde, arbeids- en fabriekswetgeving en mijnrecht doceerde. Aalberse was van 1918—25 minister van Arbeid, bij welk ministerie in 1922 ook Handel en Nijverheid werd onder gebracht. Tal van sociale maatregelen kwamen tijdens zijn bewind tot stand, o.a. instelling van de Hoge Raad van Arbeid, de Arbeidswet-1919, de Vrijwillige Ouderdomsverzekering, de wijziging van de Ongevallenwet, de Gezondheidswet, de Arbeidsgeschillenwet en de Landbouwongevallenwet.
Van 1925—27 andermaal lid van de Tweede Kamer; volgde in 1931 Nolens als fractievoorzitter op; in 1934 benoemd tot minister van Staat; van 1937-46 lid van de Raad van State. Aalberse was van 1902-30 hoofdredacteur van het door hem opgerichte Katholiek Sociaal Weekblad; stichtte in 1905 de Katholieke Sociale Actie en was sinds 1925 hoofdredacteur van Het Centrum. Daarnaast bekleedde hij nog vele andere functies in het openbare leven.
Werken: Christelijke politiek (1905), Volksontwikkeling (1905), Liberalisme, socialisme en kath.
staats- en maatschappijleer naar Heinrich Pesch (4 dln. 1908 — 17), Een onbekende enquête naar arbeidstoestanden in Nederland in 1841 (1915). Daarnaast publiceerde hij vele artikelen, o.a. in het Kath. Sociaal Weekblad onder pseud. Joh. Kerkvliet Arz. LITT. J.P.Gribling, P.J.M.Aalberse 1871-1948 (1961).