Maagdepalm Groen blijvende, kruipende struikjes met lederachtige, overstaande bladeren; bloemen afzonderlijk, okselstandig aan meer opgaand groeiende twijgen; bloemkroon met trechtervormige buis; meeldraden met gebogen helmdraden; 1 stijl met ringvormige stempel; kokervrucht. Van dit geslacht, hetwelk voornamelijk voorkomt in Europa en W.-Azië, zijn slechts 5 soorten bekend.
Men kweekt Vínca door scheuren, van worteluitlopers of van zomerstek.