Japan; 3 m.
Een van de mooiste vruchtdragende soorten met donkergroene, eivormige of ovale bladeren, Mei-Juni zeer rijk bloeiend met kleine, witte bloemen in gesteelde schijnschermen, terwijl de glanzend rode vruchten in October rijp zijn en zeer lang aan de struik blijven.
Struik breed uitgroeiend met kale of bijna kale, grijs-bruine twijgen; bladstelen tot 2 cm lang;
bladeren 8-14 cm lang, breed-eivormig of ovaal met spitse top, afgeronde of wigvormig toelopende bladvoet, rand groot getand, bovenzijde glanzend donkergroen, met diep ingezonken tot de rand doorlopende nerven, kaal, onderzijde lichter getint, bij de bladvoet en langs de nerven spaarzaam behaard, in het najaar donkerbruin tot rood verkleurend. Bloemen wit, 5-6 mm breed, in tot 10 cm brede schijnschermen; meeldraden vóór de bloemkroon uitstekend, met gele helmhokjes; vruchten ongeveer 8 mm lang, rond-eivormig, glanzend scharlakenrood.
V.w. var. héssei REHD., Synoniem: V.héssei KOEHNE, blijft lager dan de soort, heeft kleinere, onduidelijk getande of soms bijna gaafrandige bladeren; bloemen met iets kortere meeldraden in tot 8 cm brede schermen; vruchten als die van de soort.