O.N.-Amerika, Z.O.-Canada; 10 m.
Synoniem: S.americána var. decóra SARG., S.scopulína BRITT. et BROWN.
Opgaand groeiend, meestal een struik of kleine boom met een meer afgeronde kroon. Twijgen donkergrijs, eerst behaard, later kaal, met behaarde spitseivormige knoppen. Bladeren tot 25 cm lang, met kleine, spoedig afvallende steunblaadjes, meestal 11-15 blaadjes, met gegroefde bladsteel en spil.
Blaadjes 3-7 cm lang, lancetvormig, bladvoet en rand tot ⅓ gaaf, overigens scherp gezaagd, met iets afstaande tanden, bovenzijde iets blauw-groen, onderzijde iets lichter en zwak behaard.
Bloeit in Juni met tot 10 mm brede bloemen in brede behaarde tuilen; vruchten scharlakenrood, 8-10 mm in diameter.