N.-China; 8 m.
Synoniem: S.pekinénsis KOEHNE.
Een bij ons zeer zelden voorkomende soort, een kleine boom vormend met op die van S. aucupária gelijkende bladeren, doch opvallend omdat de vruchten niet als bij deze en bijna alle soorten uit deze groep, rood gekleurd zijn, doch aan de top iets rose, terwijl ook de vruchtstelen min of meer rood getint zijn. Een zeer aanbevelenswaardige soort, die meer verspreiding verdient; voldoet ook zeer goed als solitairboom in kleine parken en tuinen.
Twijgen kaal, glanzend rood-bruin; knoppen spits, donkerbruin, aan de top iets behaard; bladeren tot 18 cm lang, 5-7 paar blaadjes; deze 4-7 cm lang, ei-lancetvormig, top spits, bladvoet afgerond, gaaf, rand scherp gezaagd, bovenzijde donkergroen, onderzijde blauw-groen, geheel kaal.
Bloemen in tot 12 cm brede, iets behaarde tuilen, tot 8 mm in diameter; 15-20 meeldraden; 3, zelden 4 stijlen; vrucht 6-7 mm in diameter, bijna rond.