Gepubliceerd op 14-03-2019

Rúbus parviflórus NUTT

betekenis & definitie

M.- en N.-Amerika; 1,5-2,5 m.

Synoniem: R.nutkánus SER..

In groeiwijze op de vorige soort gelijkend, doch lager blijvend, met geklierde twijgen, bladstelen en bloeiwijzen. Twijgen rond, eerst groen, later bruin-rood en afschilferend. Bladeren 8-18 cm lang, even breed of iets smaller, 3-5-lobbig, lobben breed en spits gepunt, de hoogst geplaatste naar boven gericht, rand getand, bovenzijde dofgroen, soms geel-groen, spaarzaam behaard, ruw aanvoelend, onderzijde eerst zacht, later spaarzaam behaard. Bloeit Juni-Juli, soms nog begin Augustus, met witte bloemen in korte, spaarzaam geklierde tuilen; bloemen tot 4 cm in diameter; kroonbladen ovaal, langer dan kelkbladen; kelkbladen lang gepunt, binnenzijde zacht kort behaard, buitenzijde klierachtig; vruchten half bolvormig, rood, bij ons zelden voorkomend.

< >