Japan, Korea; 2 m.
Synoniem: R.japónicum CARR..
Opgaand groeiende struik met ongewapende twijgen; bladeren 3-6 cm breed, bijna rond, 3-5-lobbig, lobben spits, groot getand, eerst aan beide zijden behaard, later bovenzijde donkergroen, kaal, onderzijde zeer lang blijvend behaard, laat afvallend.
Bloeit April-Mei in opstaande tuilen; bloemen riekend, geel, met eerst afstaande, later meer teruggeslagen kelkslippen; vrucht tot 1 cm in diameter, geel-rood, zeer vroeg rijpend.