W.-China; 25-30 m.
Jonge twijgen glanzend olijfgroen met zeer kleine, ronde lenticellen; knoppen tot 16 mm lang, spits en kleverig, enigszins afstaand, eindknoppen kleiner dan de zijknoppen; bladstelen ongeveer 2-4 cm lang; bladeren gemiddeld 12-16 cm lang en 6-10 cm breed, lederachtig en ruw aanvoelend, langwerpig-eivormig, bladvoet afgerond, naar de top gelijkmatig toelopend, bovenzijde donkergroen met lichtrode middennerf, onderzijde grijs-wit. Evenals de vorige soort is ook deze populier nog maar enkele jaren in cultuur, zodat over de waarde als sierboom niet veel vermeld kan worden. Het is echter een krachtig groeiende boom, die hier goed winterhard is en een zekere sierwaarde heeft, daar de jonge bladeren in het voorjaar violet-rood getint zijn.
