O.- en M. N.-Amerika; 40-50 m.
Zeer waarschijnlijk komt deze soort in ons land niet voor; onderstaande beschrijving is dan ook naar een exemplaar van 38 m hoogte, staande in het park van Schlosz Dyck bij Grevelingen (Rijnprovincie). Dit is een zeer mooie boom, bijna geheel vrijstaand met een rechte, gladde stam en zeer brede, dichte kroon. De takken staan sterk af, terwijl de zijtakken en twijgen een hangende stand aannemen. De schors bladert in kleine, dunne platen af, terwijl de zich daaronder bevindende schorslaag geelgrijs is getint. Bladstelen tot 18 cm lang; bladeren 10-16 cm lang, 12-20 cm breed, meestal 3-, ook soms 5-lobbig, de lobben stomp gepunt, overstaande lobben, de bovenzijde hoogstens in elkanders verlengde vallend, gewoonlijk minder dan een derde van het blad ingesneden; bladvoet zwak hartvormig, bij de bladsteel iets wigvormig toelopend. Vruchthoofdjes gewoonlijk 1, soms ook 2 bijeen, tot ruim 2 cm in doorsnede.
