Gepubliceerd op 14-03-2019

Plátanus L

betekenis & definitie

Van dit geslacht zijn slechts weinige soorten bekend en toch is het een zeer moeilijk geslacht. Voornamelijk komen voor P. occidentális L., P. orientális L. en P. acerifólia WILLD.; deze laatste wordt door REHDER en SCHNEIDER als een bastaard van beide eerstgenoemde soorten beschouwd, door anderen als een aparte soort, of als een variëteit van P. orientális. Het voornaamste verschil tussen de drie bovenstaande platanen is wel, dat bij P. occidentális de bladeren meestal 3-lobbig zijn en ondiep gelobd, vruchthoofdjes gewoonlijk 1; P. orientális bladeren zeer diep gelobd of ingesneden, de top der lobben meestal getand; gewoonlijk 3-4 vruchthoofdjes; P. acerifólia staat in bladvorm tussen beide soorten in en heeft gewoonlijk 2 vruchthoofdjes. Alle worden hoge bomen met eerst een opgaande, later een meer ronde of schermvormige kroon. Karakteristiek is de schors van de stam, welke bij de ene soort meer, bij de andere minder, in platen afschilfert, zodat de nieuwe, lichter gekleurde schorslaag, sterk bij de oude schors afsteekt. Bladeren handvormig gelobd; jonge bladeren en twijgen viltig behaard, aan de onderzijde der bladeren met een spoedig loslatende viltlaag, in kwekerijen soms hinderlijk voor hen die tussen aanplantingen werken moeten.

Platanen worden voor park- en laanbeplanting, ook als schaduwbomen op pleinen zeer veel gebezigd, zij worden meestal van winterstek gekweekt. Liefst van goed uitgerijpt, kort geleed hout. Proeven zijn genomen met het importeren van zaailingen, hoofdzakelijk van P. acerifólia, doch met zeer ongunstige resultaten. De meeste wijken in bladvorm af van het type dat bij ons wordt gekweekt en gaan gewoonlijk meer naar het orientális-type over; ook zijn deze bomen niet zo goed tegen ons klimaat bestand. Platanen verlangen een diep losgemaakte, vruchtbare zand- of leemhoudende grond, terwijl zij zeer goed bestand zijn tegen stof en rook; dat is vooral van veel belang voor de grote steden.

< >