Z.-Amerika, Chili en Vuurland; 1 m.
Opgaand groeiende dicht vertakte struik met spaarzaam aanliggend behaarde twijgen; knoppen zeer klein, eirond, kaal; bladeren zeer kort gesteeld, 5-15 mm lang, ei-lancetvormig, top scherp gepunt en genaaid, rand gezaagd, bovenzijde glanzend donkergroen, onderzijde lichtgroen, kaal. Bloeit Mei-Juni met witte, soms iets rose aangelopen bloemen in okselstandige bundels of alleenstaand; bloemkroon rond-kruikvormig, 4-5 mm lang; meeldraden zeer kort, met fijn behaarde helmdraden;
helmhokjes met 4 korte naaldvormige aanhangsels; stijl iets korter dan de bloemkroon; vruchten 8-12 mm in diameter, besvormig, wit tot donkerrood.
P.m.var.angustifólia NICH. vormt een meer breed uitgroeiende struik met groene, fijn behaarde twijgen.
Bladeren 4-12 mm lang, zeer kort gesteeld, smal elliptisch, top kort gepunt, rand soms gaaf, of aan beide zijden met enkele tanden; bloemen iets kleiner dan bij de soort; meeldraden kort, met zeer grote helmhokjes; stijl zo lang als ⅔ van de bloemkroon.
P.m.var.rupícola REICHE, Synoniem: P.rupícola PHIL., tot 60 cm hoog wordende struik met sterk afstaande zeer fijn behaarde twijgen; bladeren 6-12 mm lang, smal-elliptisch, met genaaide top, soms gaafrandig, doch meestal met enkele tanden boven het midden; bloemen meestal alleenstaande, soms enkele bijeen in de bladoksels; bloemkroon 3-4 mm lang;
meeldraden half zo lang als vruchtbeginsel; stijl ongeveer zo lang als de bloemkroon. Tot P.mucronáta behoren ook de zogenaamde „Davis-hybriden”, die hoofdzakelijk om de mooie besvruchten worden gekweekt. P.m.var.álba DAVIS met grote witte bessen;
P.m.var.purpúrea DAVIS met donker lila-rose bessen;
P.m.var.coccínea DAVIS met donkerrode bessen.
P.m. „Bell’s Seedling” heeft zeer grote karmijnrode bessen, tot 12 mm in diameter.