Bomen met enkelvoudige, gaafrandige of getande bladeren, die in het najaar soms zeer mooi verkleuren; bloemen min of meer groen, 1-slachtig, in okselstandige hoofdjes of trosjes; ♂ bloemen in gesteelde bloeiwijzen, aan 3-5 mm lange bloemstelen, soms gedeeltelijk zittend, 5 kelk-, 5 kroonbladen, 5-12 meeldraden; ♀ bloemen zittend met zeer kleine, bijna onzichtbare kelkbladen, 1-2-hokkig vruchtbeginsel; soms met onontwikkelde meeldraden; vrucht eivormig, meestal 1-zadig, rood, blauw of zwart gekleurd; steen geribd of kantig.
Nýssa wordt gekweekt van zaad of van afleggers; zaden kiemen pas in het tweede jaar, terwijl ook de afleggers het tweede jaar pas wortels vormen; slechts enkele soorten zijn voor ons klimaat geschikt.