Z.O.-Europa, Kl.-Azië; 30 cm.
Dit struikje komt bij ons zeer veel voor en wordt vaak voor randbeplanting gebruikt. Twijgen kantig, spreiden zich over de grond uit. Bloeit van Juli-September met eindstandige, grote goudgele bloemen, welke meestal alleen staan, soms meerdere bijeen. Bladeren zeer kort gesteeld, bovenzijde donkergroen, onderzijde blauw-groen, ovaal of eivormig, gaafrandig met stompe top, gewoonlijk in het midden het breedst; blijven gewoonlijk de winter over; bloemen in knop kogelrond, later met vlak liggende kroonbladen en dan 7-8 cm in diameter; meeldraden talrijk, in 5 bundels, rechtopstaand; stijlen 5, korter dan de meeldraden.