Gepubliceerd op 14-03-2019

Aésculus parviflóra WALT

betekenis & definitie

Z. O. N.-Amerika; 3-4 m.

Synoniem: A. macrostáchya MICHX, Pávia álba POIR..

In groeiwijze geheel afwijkend van alle overige soorten, een zeer brede struik vormend, welke van Juli tot September zeer rijk bloeit met kleine, witte bloemen in tot 30 cm lange, ijle, opstaande trossen. Voor groepen of alleenstaand is deze struik zeer aan te bevelen. Jonge twijgen olijfgroen, glad, kaal; oude takken bruin-grijs getint, sterk afstaand. Bladeren lang gesteeld met 5-7 gesteelde blaadjes, gemiddeld 10-14 cm lang en 5-7,5 cm breed, bovenzijde dof donkergroen, onderzijde grijsviltig zacht behaard, elliptisch of eivormig. Bloemen 1 cm lang met lang genagelde kroonbladen; meeldraden meestal 7;

vrucht 2,5-4 cm lang en bruin getint, geheel ongestekeld, doch met fijne wratjes bezet. Vermeerderen door afleggen of door wortelscheuten.

< >