Gepubliceerd op 14-03-2019

Acer palmátum var. disséctum MAXIM

betekenis & definitie

Synoniem: A. disséctum THUNB., A. p. var. multífidum K. KOCH.

Zeer breed uitgroeiende struik met sterk afstaande, soms boogvormige en bijna teruggeslagen twijgen;

bladeren bij het uitlopen geel-groen, later heldergroen, aan beide zijden gelijk van kleur, 5-, soms 7-lobbig, de lobben naar de bladvoet zeer smal toelopend, veerdelig, met lang toegespitste top.

Hiertoe behoren:

A. p. var. disséctum-paúcum HORT.; een laagblijvende vorm met sterk teruggebogen twijgen; bladeren klein, heldergroen, iets minder geveerd.
A. p. var. disséctum-flavéscens HORT.; bladeren aanvankelijk geel-groen, later geel-bruin.
A. p. var. disséctum-ornátum NICH., Synoniem: A. ornátum CARR.; twijgen sterk boogvormig; bladeren zeer dun gesteeld, eerst helderrood, later donkerrood. Een van de mooiste vormen met ook in het najaar goed hun kleur behoudende bladeren.
A. p. var. disséctum-sanguíneum HORT.; bladeren purperrood getint, meestal 7-lobbig en deze zeer fijn veerdelig.
A. p. var. disséctum-variegátum BOOM, Synoniem: A. p. var. fridericiguillélmi CARR.; twijgen sterk boogvormig afstaand, soms kruipend. Bladeren zeer dicht bijeenstaand, bruinrood getint, spaarzaam lichtrose ge streept of gevlekt, 5-7-lobbig en deze zeer fijn veerdelig.