Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

nucleus

betekenis & definitie

betekenis
kern

uitspraak
[nu-klee-us]

citaat
"De sonde moet geplaatst worden op de nucleus van de komeet, om daarna de bewegingen van het kosmische voorwerp te tracken en data terug naar de aarde te sturen, terwijl de komeet haar pad vervolgt vlak langs de zon."
Bron: Ruimtesonde Rosetta dropt robot op komeet (Noémie Six, ZDNet, 10 november 2014)

woordfeit
Nucleus (ook wel nuculeus) is het Latijnse woord voor 'kern' of 'pit'. Het is een afleiding van nux 'noot'. In het Nederlands (en veel andere talen) heeft nucleus vooral wetenschappelijke betekenissen, waaronder 'celkern' en 'kern van een komeet'.
Van nucleus in de betekenis 'atoomkern' is het bijvoeglijk naamwoord nucleair afgeleid, dat voorkomt in onder meer nucleaire energie 'kernenergie, atoomenergie': energie die vrijkomt bij het splitsen of laten fuseren van atoomkernen.