Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

noviet

betekenis & definitie

(hier:) nieuweling

uitspraak
[no-viet]

citaat
“Maar Stef Blok is – met alle respect voor zijn Haagse ervaring – toch een noviet op het internationale toneel. De voormalige fractievoorzitter van de VVD en minister van Wonen en Rijksdienst is als een kat in een vreemd pakhuis in New York, Brussel of Berlijn.”
Bron: Sigrid Kaag, de beste minister van Buitenlandse Zaken die we nooit zullen krijgen (Harm Ede Botje, Vrij Nederland, 6 april 2018)

woordfeit
Het woord noviet kan een aspirant-lid (van een vereniging, vaak een studentenvereniging) aanduiden en soms een beginnende wielrenner, maar vaak ook een nieuweling in het algemeen. Voor die laatste betekenis wordt ook wel novice gebruikt, hoewel dat voor veel mensen de specifieke betekenis ‘nieuweling in het klooster, monnik in proeftijd’ heeft.
Noviet en novice komen van het Latijnse novitius/novicius ‘nieuweling’ (in het geval van novice via het Frans). Dat woord is een afleiding van novus ‘nieuw’, waar via via ook woorden als noviteit ‘nieuwigheid’, innovatie ‘vernieuwing’ en novelle ‘kort verhaal’ (oorspronkelijk: ‘nieuwtje, kort bericht’) uit zijn voortgekomen. Overigens zijn het Nederlandse nieuw en het Latijnse novus aan elkaar verwant: ze stammen af van hetzelfde Indo-Europese woord.