Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

grotesk

betekenis & definitie

buitenissig, lachwekkend, bespottelijk

uitspraak
[gro-tesk]

citaat
“‘Zolang we een kerkhandboek hebben dat uitgaat van een bijbels godsbeeld, heb ik moeite de kritiek te begrijpen’, reageerde priester en kerkpoliticus Sofija Pedersen Videke. De kerk noemde het schokkend hoe snel dit groteske bericht zich had verspreid.”
Bron: In Zweden was God even genderneutraal (Anne Grietje Franssen, De Groene Amsterdammer, 12 december 2017)

woordfeit
Het woord grotesk komt via het Frans uit het Italiaans. In die taal is grottesca/grottesco oorspronkelijk het bijvoeglijk naamwoord bij grotta ‘onderaardse ruimte, grot’. In de Renaissance werd met figura grottesca of pittura grottesca een bepaald type grotschilderingen aangeduid; dit werd op zeker moment verkort tot grottesca. Het Frans nam dat over als grotesque, dat op grond van het speelse en extravagante karakter van de grotafbeeldingen de betekenis ‘grillige schildering’ kreeg, en later de afgeleide betekenis ‘onnatuurlijke, aan fantasie ontsproten figuur’.
Dit woord kwam in het Nederlands terecht als groteske. In de achttiende eeuw werd daarvan het bijvoeglijk naamwoord grotesk afgeleid, dat letterlijk ‘zoals een groteske’ betekende, maar al snel de figuurlijke betekenis(sen) kreeg die we nu nog gebruiken: ‘grillig, fantasievol, zonderling, bespottelijk’.
Ons woord grot komt overigens ook van het Italiaanse grotta, dat zelf teruggaat op het Latijnse crypta ‘onderaardse gang, gewelf, grot’.