Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

clerus

betekenis & definitie

betekenis
(rooms-katholieke) geestelijkheid

uitspraak
[klee-rus]

citaat
"De controverse werkte vooral wervend. Tienduizenden bezoekers verdrongen zich voor de fresco's, ook veel mensen die nog nooit een museum bezocht hadden. En in tegenstelling tot de kranten en de clerus zagen die bezoekers er wel de verdienste van."
Bron: Frida Kahlo, de Sixtijnse kapel van Detroit, en hoe zere tenen hun nut hebben (Rudi Rotthier, KnackFocus.be, 31 maart 2015)

woordfeit
Met clerus wordt de rooms-katholieke geestelijkheid bedoeld: alle geestelijken van een kerk of land, oftewel alle mensen die tot diaken, priester of bisschop zijn gewijd.
Het christelijk Latijnse woord clerus gaat terug op het Griekse klèros, dat in het Nieuwe Testament gebruikt werd voor 'de geestelijken'. In het Oude Testament werden hiermee de Levieten aangeduid, een Israëlische priesterstam die als enige opdracht had God te dienen. De oorspronkelijke betekenis is 'het uitverkoren deel': de Levieten waren 'uitverkoren' om God te dienen.