clerus
clerus - Zelfstandignaamwoord 1. de leiders van een kerkgenootschap ♢ De clerus had het recht te oordelen over leven en dood. Synoniemen geestelijkheid Verwante begrippen godsdienst, religie
Nederlandstalige WikiWoordenboek
clerus - Zelfstandignaamwoord 1. de leiders van een kerkgenootschap ♢ De clerus had het recht te oordelen over leven en dood. Synoniemen geestelijkheid Verwante begrippen godsdienst, religie
Nederlands woordenboek voor onderwijs
clerus - zelfstandig naamwoord uitspraak: cle-rus 1. de gezamenlijke geestelijken van een bepaalde kerk ♢ de clerus van de katholieke kerk neemt in omvang af Zelfstandig naamwoord: cle-rus de clerus
Onder redactie van Prof. dr. J.C. Groot
is de technische benaming van de „geestelijke stand” in de Katholieke Kerk, ter onderscheiding van de lekenstand (zie Leek). Het door Christus in de Kerk gestelde apostolische ambt en de voortzetting daarvan in de apostolische successie vormen het fundament van een heilige hiërarchie, die reeds in de apostolische tijd verschillend...
Kleine Winkler Prins van A-Z
(Gr. klèros, lot, erfdeel), geestelijkheid. Tot de R.K. C. behoren allen die door het ontvangen van de tonsuur* of enigerlei wijding door de Kerk in de geestelijke stand zijn opgenomen en als zodanig van de leken, laici (van Gr. laos, volk) zijn onderscheiden. Men spreekt van clerici reguläres of reguliere geestelijken (kloosterlingen)...
Vreemde woorden, uitdrukkingen en afkortingen (1948)
(Lat.) ra. R.K. geestelijkheid.
25 delen, uitgegeven 1933-1939. Uitgeverij Joost van den Vondel te Amsterdam.
Clerus - ➝Clericus.
Geschreven onder redactie van theoloog F.W. Grosheide, 1925-1931
= naam in de Roomsche kerk van den geestelijken stand, afgeleid van het Grieksche woord klèros, dat erfdeel beteekent, omdat deze stand beschouwd wordt als tot erfdeel des Heeren geroepen te zijn, naar het voorbeeld der Levieten (Num. 18 : 20). Wie de tonsuur (kruinschering) ontvangen heeft, behoort tot den Clerus, die echter in hoogere en l...
Wetenswaardig Allerlei door T. Pluim, uitgave 1922
Clerus (Grieks klêros) heette bij de Joden de Stam van Levi, wiens leden speciaal waren toegewijd aan den dienst des Heeren, er daarom het „deel", de „erfenis" (Klêros) des Heeren genoemd werden. Reeds de apostel Petrus noemde de bedienaren van Christus' kerk Klêrikoi in 't Grieks, Clerici in 't Latijn. Hel woord clericus werd in onze taal overgeno...
Nederlandse encyclopedie, uitgegeven van 1916-1925.
Clerus - in de R. K. kerk de aan den dienst van God in ’t bijzonder toegewijde stand; heeft zijn naam van het Grieks voor aandeel of lot, omdat hij volgens het voorbeeld der Levieten van het O. T. (Num. XVIII. 20: „Ik ben uw deel en uw erfgoed in het midden der Kinderen van Israël”), den Heer tot deel en in sortem Domini geroepen is. In den gelijke...
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
CLERUS, m. de (R. K.) geestelijkheid,
Gerelateerde zoekopdrachten