Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

BACIL

betekenis & definitie

UIT:
Harde g gezonder dan zachte (persbericht Onze Taal, 31 maart 2010)

CONTEXT:
Sprekers van de zachte g zijn evolutionair gezien in het nadeel. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de traditionele griepgolf net na carnaval in het zuiden van Nederland. Behalve de kater speelt daarbij ook de geringere afweer tegen 'Randstedelijke BACILLEN' een rol.

:
(ziekteverwekkende) bacterie

UITSPRAAK:
[ba-sil]

WOORDFEIT:
Bacil is gebaseerd op het Latijnse bacillum 'stokje, staafje', de verkleinvorm van baculum 'stok, staaf, scepter'. De Duitse botanicus Cohn gaf deze bacteriën in 1872 die naam, vanwege hun (staaf)vorm. Bacille bestond al eerder in het Frans in de betekenissen 'staafvormig insect of plantendeel' en 'wandelende tak'.
Een ander woord dat op bacillum teruggaat, is imbeciel: in het Latijn betekende imbecillus 'zonder stok, zonder steun', waaruit de betekenis 'zwak (van lichaam of geest)' voortkwam, en vandaar 'onnozel, zwakzinnig'.