(WOB), Ned. wet van 9.11.1978, Stb. 581, in werking getreden per 1.5.1980, die de burger recht geeft kennis te nemen van informatie die bij de overheid berust. De w o B beoogt een goede en democratische bestuursvorming te bevorderen.
De overheid moet ten aanzien van haar bestuurlijk doen en laten zoveel mogelijk openheid en openbaarheid betrachten om de burgers in staat te stellen hun inzichten in de loop van het bestuursproces tijdig ter kennis van de overheid te kunnen brengen. De belangrijkste punten van de WOB zijn:1. Overheidsorganen zijn in beginsel verplicht verzoeken van burgers om informatie van bestuurlijke aard in te willigen. Alleen in uitzonderingsgevallen mag een verzoek worden geweigerd. Deze zijn in de wet geregeld. Bij afwijzing kan daartegen in beroep worden gegaan op grond van de Wet Administratieve Rechtspraak Overheidsbeschikkingen (Wet AROB). Bij een schriftelijke afwijzing moet dat worden ingesteld bij de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State. Verzoeken die niet een bestuurlijke aangelegenheid betreffen zijn b.v. het te leen vragen van boeken uit de bibliotheek van een ministerie, of het vragen van informatie over wetenschappelijke onderwerpen aan research-instituten. Geen informatie wordt verstrekt over persoonlijke beleidsopvattingen van bestuurders en ambtenaren. Van zgn. interne stukken (nota’s van ambtenaren, correspondentie tussen departementsonderdelen, notulen, conclusies van interne besprekingen enz.) worden alleen verstrekt feitelijke gegevens, prognoses die uit die stukken zijn afgeleid en beleidsalternatieven. Als een overheidsorgaan informatie verschaft over gegevens in interne documenten, mag niet blijken van welke persoon die gegevens afkomstig zijn;
2. De overheid is tevens verplicht inlichtingen te verstrekken uit eigen initiatief. Een overheidsorgaan moet uit eigen beweging informatie over het beleid verschaffen zodra dit in het belang is van een goede en democratische bestuursvoering. Hierbij kan het gaan om informatie ten behoeve van de voorbereiding, over het reeds aanvaarde of ten behoeve van de uitvoering van het beleid. Bij het openbaar maken van niet-afgeronde of eenzijdige gegevens moet dat nadrukkelijk vermeld worden. Over persoonlijke beleidsopvattingen, neergelegd in interne stukken, mag bij deze ‘spontane’ soort inlichtingen informatie worden verstrekt als de betrokken bestuurders of ambtenaren hiermee hebben ingestemd, of als zij die opvattingen hebben geuit in de wetenschap dat daarover naar buiten informatie zal worden verstrekt;
3. De overheid is verplicht tot het openbaar maken, eveneens op eigen initiatief, van de beleidsadviezen van niet-ambtelijke adviescommissies. Adviezen van de Raad van State over wetsontwerpen, internationale overeenkomsten en ontwerpen voor Algemene Maatregelen van Bestuur of andere Koninklijke Besluiten moeten eveneens worden openbaar gemaakt.
De wet geldt zowel voor het rijk als voor de provincies en gemeenten. De minister-president en de minister van Binnenlandse Zaken moeten in 1983 voor het eerst en daarna om de vijfjaar een verslag aan het parlement sturen over de wijze waarop de wet is toegepast en over de bevindingen van de ministers en de bestuursorganen van provincies en gemeenten alsmede van bestuursdeskundigen, vertegenwoordigers van de publiciteitsmedia en vertegenwoordigers van de centrale ambtenarenorganisaties. De verslagen zullen openbaar zijn.
Litt. H.Schelhaas, De informatieplicht van de overheid (1979).