Gepubliceerd op 17-01-2021

Wet op de openbare aanbesteding

betekenis & definitie

Belg. wet van 14.7.1976 betreffende de overheidsopdrachten voor de aanneming van werken, leveringen en diensten. De nieuwe wettelijke regeling vervangt de wet van 4.3.1963, die alleen betrekking had op aanbestedingen en contracten tussen particuliere ondernemingen en de rijksoverheid.

De wet van 1976 daarentegen geldt ook voor de ondergeschikte besturen, m.n. gemeentebesturen, beheerders van kerkelijke vermogens, polderbesturen en Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn. Door de → Crisiswet (1978) werd een nieuw art. 8 ingevoerd, waardoor de overheid uitgebreider mogelijkheden kreeg om sancties te treffen tegen zowel aannemers als onderaannemers en koppelbazen die hun sociale en fiscale verplichtingen niet nakomen. Ieder die voor de uitvoering van bepaalde werkzaamheden een beroep doet op iemand die niet als aannemer is geregistreerd, is hoofdelijk aansprakelijk voor de belastingschulden van zijn medecontractanten. Art. 9 bepaalt dat overheidsopdrachten in principe worden gegund bij aanbesteding of offerteaanvraag. Deze bepaling vloeit direct voort uit het corruptieschandaal dat bekend werd onder de naam → RTT-affaire (1973—75). Art. 17 noemt de gevallen waarin, afwijkend van de verplichting tot aanbesteding, mag worden overgegaan tot onderhandse overeenkomsten.

Dit artikel werd eveneens in 1978 aangepast aan de EG-richtlijn terzake. In het KB van 22.4.1977 zijn de algemene en bijzondere voorwaarden opgenomen, die, op basis van de wet van 1976, van toepassing zijn op openbare aanbestedingen,

< >