Gepubliceerd op 05-06-2021

Nationaal landschap

betekenis & definitie

gebied (van ten minste 10000 ha in Nederland), bestaande uit natuurterreinen, wateren en/of bossen, cultuurgronden en nederzettingen, dat voor natuur- en landschapsbehoud, voor recreatie en om zijn cultuurgeschiedenis waardevol is, een samenhangend geheel vormt en daarom een speciale wettelijke status krijgt, alsmede een speciale financiering. Onder de thans afgeschafte naam nationaal landschapspark werd dit begrip in 1980 in een advies van de toenmalige staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk aan de volksvertegenwoordiging voorgelegd.

De bedoeling was in een aantal delen van Nederland een halt toe te roepen aan de snel toenemende eenvormigheid van het steeds meer geïndustrialiseerde, met woningen volgebouwde, voor massarecreatie aangepaste en door ruilverkaveling heringedeelde landschap, alsmede aan de hieruit voorkomende verarming van de natuur.De regering nam het advies als uitgangspunt voor de twee jaar durende planologische kernbeslissingsprocedure, die nodig was om nationale landschappen te kunnen instellen. In sinds 1975 bestaande proefgebieden (Mergelland, Noordwest-Overijssel, Veluwe, Waterland, omgeving Winterswijk) is inmiddels gebleken op hoeveel praktische moeilijkheden een dergelijke ingrijpende statusverandering van een gebied stuit. De volgende gebieden zouden volgens een voorlichtingsbrochure in aanmerking kunnen komen als nationale landschappen: Texel, Terschelling, Zuidwest-Friesland, Noordenveld (Noord-Drenthe), Zuidwest-Drenthe, Noordwest-Overijssel, Vechten Reggegebied, Noordoost-Twenthe, Graafschap, omgeving Winterswijk, Veluwe, Gelderse Poort, Kromme-Rijngebied, Vechtstreek, Waterland, Centraal Noord-Holland, omgeving Bergen (Noord-Holland), Midden-Brabant, Midden-Limburg, Mergelland. Eind 1984 was de regering nog in geen van de genoemde gebieden tot definitieve instelling van een nationaal landschap overgegaan.