o. (-en), ontwikkelingsland waarmee Nederland een speciale ontwikkelingshulprelatie onderhoudt.
© Voorwaarden waaronder een ontwikkelingsland in aanmerking komt om concentratieland voor de Ned. ontwikkelingshulp te worden zijn: de mate van armoede en de daarmee samenhangende behoefte aan hulp, het voeren van een sociaal verantwoord beleid en de mate waarin de mensenrechten gerespecteerd worden. Om de doelgroepen van de Ned. ontwikkelingshulp (de allerarmsten) te kunnen bereiken, is een gedetailleerd inzicht nodig in de politieke, sociale en economische structuur van het desbetreffende land, van de behoeften en mogelijkheden van de betrokken groepen, en van de sociaaleconomische sectoren waarvan zij deel uitmaken. Typerend voor de hulp aan de concentratielanden is een gecombineerde inzet van diverse hulpvormen en een langdurige samenwerkingsrelatie. De hulpvormen bestaan uit de speciale hulp aan de landen en vooral daarin aan de arme groepen, hulp via particuliere organisaties, uitzending van vrijwilligers, voedsel- en noodhulp en hulp gericht op kennisoverdracht. Deze op kwaliteit gerichte en zeer arbeidsintensieve werkwijze kan alleen goed worden uitgevoerd bij een beperkt aantal landen. Concentratielanden voor Ned. ontwikkelingshulp waren in 1979: Bangla Desj, Colombia, Egypte, India, Indonesië, Kenia, Noord-Jemen, Pakistan, Soedan, Sri Lanka en Tanzania.
In 1978 was besloten de hulp aan de concentratielanden Cuba, Jamaica, Peru en Tunesië niet als zodanig te continueren omdat in die landen het nationaal inkomen per hoofd boven de $ 550 was uitgegroeid. Lopende projecten en verplichtingen werden echter wel afgemaakt,