Gepubliceerd op 04-08-2020

Stroom

betekenis & definitie

Stroom, m. (-en), het stroomen, strooming; hoeveelheid water die zich in eene bepaalde rigting beweegt; (zeew.) op - liggen, gereed liggen om uit te zeilen; vloed, rivier; (fig.) straal, veel water of ander vocht; een - van tranen; -en bloed, een groote hoeveelheid bloed; een - volks, eene groote volksmenigte; (fig.) den - volgen, met de meerderheid meêdoen zonder te overleggen; tegen den - opwerken, ondanks verzet of wederstand streven naar het bereiken van zijn doel; doode -, stilstaand water; (fig.) het is dood -, de handel staat stil.

*-ACHTIG, bn. naar eenen stroom gelijkende.