Gepubliceerd op 04-08-2020

Laag

betekenis & definitie

Laag, bn. bijw. (lager, laagst), tegenstelling van hoog; onder, beneden; (fig.) nederig; gemeen, onteerend, vernederend, laaghartig; een - (vlak of aan de zee liggend) land; - water, ebbe; een lage (geringe) prijs; van - (geringe, ook gemeene) afkomst of geboorte; de lucht is -, de wolken drijven minder hoog dan gewoonlijk; (muz.) een lage toon, laag gestemd; lage ziel, slecht mensch; het lager (eerst-beginnend) onderwijs; de lagere geestelijkheid, priesters van ondergeschikten rang; om-, naar beneden, benedenwaarts. *-, v. (lagen), rij voorwerpen die naast of op elkander liggen; bedding (eener mijn); eene - aarde, steenen, kalk. *-, (zeew.) zog, kielwater; (ook) zijstukken op ieder verdek van een oorlogsschip, een schip van twee lagen; de volle - geven, al de stukken van een oorlogsschip tegelijk op een ander schip lossen; (fig.) iem. met scheldwoorden overladen, hem geducht de waarheid zeggen. *-, bedekte plaats om iem. onverwachts te overvallen, valstrik; iem. lagen leggen, verraderlijk tegen iem. handelen, iem. door kwade praktijken zoeken te benadeelen.

*-HEID, v. (...heden), (fig.) lage -, gemeene handelwijze of han- deling.@#
*-JES, bijw. een weinig laag.
*-LOOPERS, m. mv. zekere valsche dobbelsteenen.
*-SCHOUT, m. (-en), onderschout.
*-SGEWIJZE, bijw. bij-, in -, met lagen.
*-STAM, m. (-men), boom met een lagen stam.
*-STAMMIG, bn. (-er, -st), -e boomen, dwergboomen.
*-TE, v. het laag zijn; staat van verval, armoedige toestand; de - (het geringe bedrag) van den prijs. -, (-n), lage plaats, diepte; dal, vallei; in de -, naar de -.
*-WATER, o. eb.
*-WOLK, v. (-en).