Gepubliceerd op 04-08-2020

Impost

betekenis & definitie

Impost, m. (-en), belasting, accijns op voorwerpen van verbruik; verbruiksbelasting; regten.

*-EREN, bw. gel. (ik imposteerde, heb geïmposteerd), belasten, eenen impost leggen op, - heffen van.
*-MEESTER, m. (-s), ontvanger der belastingen, belastinggaarder.