Gepubliceerd op 04-08-2020

Gebod

betekenis & definitie

Gebod, o. (-en), bevel; de tien -en. *-, huwelijksafkondiging; onder de -en zijn of staan.

*...BOEFTE, o. gmv. gespuis, janhagel, gemeen volk.
*...BOEGD, bn. van eenen boeg voorzien.
*...BOERT, -E, o. gmv. (dichtk.) de boeren, landlieden, boerenstand.
*...BOGCHELD, bn. met eene bult op den rug; boogswijze gebogen (als een scheepskiel); een -e, een bultenaar.
*...BOM, o. gmv.
*...BOMBAM, o. gmv.
*...BONDEN, dw. zie BINDEN. -, bn. eene -e saus, die niet te vloeibaar is; (nat.) -e warmtestof; - stijl, poëzij (tegenstelling van ongebonden stijl, proza).
*...BONS, o. gmv.
*...BOOMTE, o. gmv. vele boomen bij elkander staande, boschaadje.