Definities van Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie I
- Insteekblad
- Insteigeren
- Instieren
- Instommelen
- Instuiven
- Insuikeren
- Insullen
- Intanden
- Interen
- Inteugelen
- Intiem
- Intillen
- Intoeven
- Intoomen
- Intrappen
- Intuimelen
- Intusschen
- Inval
- Invaren
- Invegen
- Invergiftig
- Invijlen
- Invlammen
- Invloed
- Invloeijen
- Invocatie
- Invoege
- Invoer
- Involgen
- Inwaaijen
- Inzaaijen
- Inzet
- Inzieden
- Inzonderheid
- Inzout
- Irias
- Iridium
- Iris
- Isabel
- Isabella
- Isbeen, Ischbeen
- Islam
- Israeliet
- Italiaan
- Ivoor