Bonk, m. (-en), schonk, grof stuk; (fig.) oud paard; sta -! *-, dikke -, grove jongen.
*-EN, bw. gel. (ik bonkte, heb gebonkt), slaan (met de vuisten), beuken, afrossen.
Gepubliceerd op 04-08-2020
betekenis & definitie
Bonk, m. (-en), schonk, grof stuk; (fig.) oud paard; sta -! *-, dikke -, grove jongen.
*-EN, bw. gel. (ik bonkte, heb gebonkt), slaan (met de vuisten), beuken, afrossen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: