beschik
beschik - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beschikken ♢ Ik beschik 2. gebiedende wijs van beschikken ♢ beschik! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beschikken ♢ beschik je?...
Wiktionary (2019)
beschik - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beschikken ♢ Ik beschik 2. gebiedende wijs van beschikken ♢ beschik! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beschikken ♢ beschik je?...
I.M. Calisch (1864)
Beschik, o. regeling, ordening; wat al -! *-AL, m. en v. zie ALBESCHIK. *-KEN, bw. ow. gel. (ik beschikte, heb beschikt); zenden; bezorgen, besturen; in orde brengen; ordenen, regelen; zijne zaken -, zijn testament maken; een minderjarige kan niet -; - over; (spr.) de mensch wikt en God beschikt. *-KER, m. (-s). *-STER, (-s). *-KING, v. (-en);...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: