Gepubliceerd op 04-08-2020

Aanmaken

betekenis & definitie

Aanmaken, bw. gel. (ik maakte aan, heb aangemaakt), vasthechten; ontsteken, doen branden (vuur); toebereiden (spijzen).

*...MAKER, m. (-s).
*...MAKING, v. gmv..
*...MAAKSTER, v. (-s).
*...MANEN, bw. gel. (ik maande aan, heb aangemaand), aanzetten, aanporren, vermanen, opwekken; herinneren (aan de betaling).
*...MANER, m. (-s).
*...MAANSTER, v. (-s).
*...MANING, v. (-en).
*...MARREN, bw. gel. (ik marde aan, heb aangemard), (zeew.) met touwen vastleggen (een schip).
*...MARSCH, m. gmv. optogt, aantogt (van krijgsvolk).
*...MARSCHEREN, bw. gel. (ik marscheerde aan, heb aangemarscheerd).
*...MATIGEN (ZICH), ww. gel. (ik matigde mij aan, heb mij aangematigd), zich onregtmatig toeëigenen, met geweld bemagtigen.
*...MATIGER, m. (-s).
*...MATIGING, v. (-en).
*...MATIGSTER, v. (-s).
*...MELDEN, bw. gel. (ik meldde aan, heb aangemeld), bekend maken; noemen; zich laten -, zijne komst laten aankondigen; zich -, zich voorstellen, zich aanbieden.
*...MELDING, v. (-en).
*...MENGEN, bw. gel. (ik mengde aan, heb aangemengd) = MENGEN, VERMENGEN.
*...MENGING, v. (-en).
*...MENNEN, bw. gel. (ik mende aan, heb aangemend), met eenen toom besturen (paarpen).
*...MERKELIJK, bn. en bijw. (-er, -st), kenbaar, kennelijk; voornaam, belangrijk, aanzienlijk, groot.
*...MERKELIJKHEID, v. gmv. groot gewigt.
*...MERKEN, bw. gel. (ik merkte aan, heb aangemerkt), waarnemen, gadeslaan, opmerken, beschouwen, opteekenen; bedenking opperen. -SWAARD, -WAARDIG, bn. (-er, -iger, -st, -igst).
*...MERKER, m. (-s).
*...MERKING, v. (-en).
*...MERKSTER, v. (-s).
*...METEN, bw. ong. (ik mat aan, heb aangemeten), de maat nemen (van een kleedingstuk).
*...METING, v. (-en).
*...METSELEN, bw. ow. gel. (ik metselde aan, heb aangemetseld), metselende verbinden; vlug voortmetselen.
*...METSELING, v. (-en).
*...MINNELIJK,
*...MINNIG, bn. (-er, -st).
*...MINNIGLIJK, bijw. bevallig, innemend, lief.
*...MINNIGHEID, v. (...heden).
*...MOEDIGEN, bw. gel. (ik moedigde aan, heb aangemoedigd), aansporen, opwekken; moed inboezemen.
*...MOEDIGER, m. (-s).
*...MOEDIGING, v. (-en).
*...MOEDIGSTER, v. (-s).