Wat is de betekenis van aanmaken?

aanmaken - Werkwoord 1. (ov) een bepaalde substantie produceren ♢ Jonge mensen hebben veel eiwitten nodig, omdat ze veel nieuw weefsel aanmaken. 2. (ov) een nieuw exemplaar van iets maken, voornamelijk op een computer ♢ Met deze wizard kun je snel een tabel aanma...

aanmaken - regelmatig werkwoord uitspraak: aan-ma-ken 1. het laten branden ♢ we hebben lekker de kachel aangemaakt 2. het klaarmaken, op smaak brengen ♢ heb je de sla al aangemaakt? R...

Het mengen van verf of specie met oplosmiddelen, bindmiddelen, toeslagstoffen of pigmenten zodat deze gereed zijn voor gebruik.

(maakte aan, heeft aangemaakt), (zeer alg.) aandoen (licht). Wie heeft de lichten aangemaakt? (Doelwijt 1972b: 58). Etym.: In AN wel bekend, maar weinig gebr. Zie ook: maken (11.1), uitmaken.

van land. In vele streken van Ned. gebruikelijke term voor het ontginnen van woeste grond.

...

(maakte aan, heeft aangemaakt), 1. bevestigen aan; 2. (in voorraad) vervaardigen; toebereiden, gereedmaken: sla aanmaken; — verf aanmaken, met olie vermengen; — (metaalg.) het vormzandaanmaken, bevochtigen en met koolpoeder dooreenkneden ; 3. (veend.) land aanmaken, de af- en uitgeveende gronden voor bebou...

maakte-, h. -gemaakt (1 vast- hechten; 2 in voorraad vervaardigen; 3 toebereiden of gereed maken; 4 doen branden; 5 voortmaken): 1 we zullen er een nieuw slot laten -; 2 nieuwe geweren -; 3 salade -, verf -; 4 een kachel -; 5 wil je wat —, gmz.

('a:n) (maakte aan, heeft aangemaakt) 1. vasthechten : je moet dat losgegane stuk laten -. 2. tot aanvulling van de voorraad vervaardigen : artilleriemateriaal -. 3. toebereiden : verf -. 4. voortmaken : maak wat aan ! 5. aan het branden brengen : de kachel -. Syn. zie: aandraaien.