Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 12-03-2020

Pentadactylie

betekenis & definitie

Vijfvingerigheid; het hebben van vijf stralen in het autopodium van de extremiteiten bij viervoeters

De vijfvingerigheid van Tetrapoda is vastgelegd bij de evolutie van de amfibieën. Aanvankelijk was het aantal stralen groter, een situatie die men polydactylie noemt. Acanthostega, een vroege amfibie uit het late Devoon, 360 miljoen jaar oud, had acht tenen. Bij Ichthyostega, die iets later leefde, zien we zeven tenen. Weer iets later, bij het fossiel van Tulerpeton, waren het er zes. Daarna is de vorming van falanxen gekanaliseerd naar vijf en dat aantal is nooit meer veranderd. Wel is een reductie opgetreden naar drie of één bij onevenhoevige hoefdieren (orde Perissodactyla: neushoorn, tapir, paard, ezel) en naar twee bij evenhoevige hoefdieren (Artiodactyla: runderen, herten, varkens). Maar in de vroege ontwikkeling van de Tetrapoda worden veelal vijf tenen en vingers aangelegd, waarvan bij hoefdieren de zijdelingse falanxen degraderen.

In sommige gevallen is het aantal vingers verschillend van het aantal tenen. Kikkers hebben vijf tenen en vier vingers (de duim is verloren gegaan). Vogels en vogelachtige reptielen hebben vier tenen en drie vingers.

De drie vingers in de vleugel van de vogels zijn altijd beschouwd als homologen van falanxen II, III en IV van de zoogdieren. Maar analyse van fossiele theropode dinosauriërs (die zowel vijf-, vier- als drievingerige soorten kennen) laat zien dat de drie vogelvingers eigenlijk I, II en III zijn. In de ontwikkeling is een verschuiving van identiteit opgetreden.

Primaten hebben net als knaagdieren de oorspronkelijke pentadactylie behouden, evenals de mens. Bij sommige bevolkingsgroepen (de Amish staan erom bekend) komt een zeldzame aangeboren afwijking voor waarbij het kind een extra vinger heeft.